Wat is een schutterij

Bordjesdrager
Elke schutterij dient volgens de reglementen vooraf te worden gegaan door een klein manneke of meisje met een groot bord; de bordjesdrager. Op dat bord dient minimaal de naam van de vereniging en het nummer in de optocht te staan. In voorbije tijden kreeg meestal het zoontje van een van de schutters deze functie toebedeeld. Die vonden dat wel prachtig, temeer omdat de schutters na afloop meestal collecteren voor de moeite. In de jaren 70 en 80 werd de bordjesdrager langzaam ingelijfd bij de schutterij. Dus kreeg het manneke een heus uniform en belande hij bij de lijst van wedstrijdonderdelen. Nu controleert de jury onder andere of hij niet te ver voor de troep uit loopt en geen overdreven passen maakt.

Bielemannen
Hoewel zij in het verre verleden geen functie binnen de schutterij hebben vervult, vormen de bielemannen heden ten dagen een zeer markante verschijning in de optochten. Met berenmuts, baard, blauwe kiel en lederen schort lopen zij voor de schutterijen uit. Bijl op de schouder, materialen om de nek. Klaar om waar nodig hindernissen op te ruimen. Daarmee vormen de bielemannen een moderne echo uit een grijs verleden waarin schutterijen kerkelijke processies begeleiden die, naar men veelal ten onrechte aanneemt, door protestanten en onverlaten werden gestoord.

Sappeurs
Wanneer de bielemannen in een militair uniform gekleed gaan, nomen we hem een sappeur. In lijn met symbolische taken om de vrije doorgang te waarborgen, zijn deze schuttersfiguren afgeleid van de 19e eeuwse soldaten die sappen of loopgraven moesten maken. Zij werden later als geniesoldaten bij de verbindingstroepen ingedeeld. Zie daar de verbindende schakel met de sappeur als wegbereider voor de schutterij.

Drumband
Sinds jaar en dag marcheren de schutters en gildenbroeders met een vliegend vaandel en slaande trom door stad en land. Tot in de twintigste eeuw moet dat letterlijk worden genomen. De schutterijen huurden in de 17e en 17e eeuw bij gelegenheid van processies en andere officiele bijeenkomsten een of enkele tamboeren in om het gezelschap ritmisch te begeleiden. Daarin veranderde in de 18e en 19e eeuw weinig. Gemeten naar het jaarinkomen van een ongeschoolde landarbeider in die tijd, mocht dat zelfs een aardige duit kosten.

De drumbands die de huidige verenigingen met hoorngeschal en welluidende klanken voorgaan, zijn in feite pas na de Tweede Wereldoorlog in zwang geraakt. Afgezien van het feit dat muziek bij marcheren hoort als dik bij dun, en schutters een natuurlijke neiging hebben om op de trom te slaan, moet de doorbraak een aantal factoren verantwoordelijk worden geacht. Hoewel hiernaar nog slechts weinig wetenschappelijk onderzoek plaatsvond, mogen we ervan uitgaan dat de opkomst van muziekgezelschappen aan het einde van de 19e, begin 20ste eeuw mede een rol heeft gespeeld.

En nadat de Amerikanen tijdens en vooral na de Tweede Wereldoorlog hadden getoond welk muzikaal spektakel brassbands voortbrengen, was menige schutterij in de jaren ’50 en ’60 definitief verkocht.

Marketentsters
Mooi om te zien, maar zonder historische betekenis dat zijn de marketentsters die sinds begin jaren ’70 de schutterijen begeleiden. De echte doorbraak van de vrouw in de Limburgse schutterij kwam overigens pas aan het begin van de jaren ’90 toen steeds meer schuttersvrouwen zich een passend kostuum lieten aanmeten en tijdens feesten een apart wedstrijdonderdeel voor hen werd bedacht. Het idee van de marketentsters is afgeleid van de vrouwen die in de 16e en 17e eeuw achter de legers aantrokken. Het was een mogelijkheid om bij de echtgenoot in de buurt te blijven en hem van een natje en een droogje te voorzien. Hun rats, kuch en bonen moesten de huursoldaten in die dagen namelijk veelal zelf zien te organiseren. De vrouwen maakten van de nood een deugd en boden ook anderen voedsel en drank als koopwaar aan. Vandaar de naam marketentster, die is afgeleid van markentare wat verkopen of verhandelen betekend.

Officieren
Achter het vaandel marcheren de officieren als nazaten van de aloude schutters of broedermeesters. Zij bekleden in tegenstelling tot hun voorvaderen weliswaar niet meet automatisch een functie in het bestuur van de schutterij, maar zijn min of meer de meest aanzienlijke van het gezelschap. Hun rang kregen zij waarschijnlijk als dank voor jarenlange inzet voor de vereniging. Dus mogen zij zich tooien met een fraaie pluim op de hoed, epauletten op de schouders, sjerpen om de heup en gouden biezen langzij de broek. Aan hun riem een sabel. Tot het officierenkorps behoren luitenanten, majoors, kolonels en generaals. De sergeant-majoor loopt als tamboer-maitre voor de drumband, de vaandrig gaat in het midden. Naast de colonne loopt de commandant in de rang van kapitein.

Koning(in)
De meest markante persoon van de schutterij is zonder twijfel de koning. Omhangen met een prachtig palet van zilveren koningsplaten, vormt hij letterlijk en figuurlijk het schitterende middelpunt van de vereniging. En zo wordt hij door de andere schutters ook bejegend. Elke schutter kan koning worden. Naar eeuwenoud gebruik wordt in het voorjaar door de leden van de vereniging volgend reglement op de vogel geschoten. Omgeven met een feestelijk ritueel dat per vereniging verschilt, wordt een stevig blok hout met de vormen van een vogel op een hoge stang geplaatst. Nadat de oude koning en de wereldrijke en geestelijke beschermheer (een notabele uit het dorp en de pastoor) het openingschot hebben verricht, schieten de leden in volgorde van de loting om de beurt net zolang op het blok, tot het laatste stukje overblijft. Hij (of zij) die dit naar beneden schiet mag zich gedurende het komende jaar koning van de schutterij noemen. Er volgt een plechtige inauguratie, met een zilveren koningskroon op de schuttershoed. Ook worden zilveren koningsvogel en koningsplaten over de schouder gehangen. Na zijn ambtsperiode dient de koning een eigen zilveren plaat aan de collectie toe te voegen. In de voorbije tijden was dit een van de belangrijkste vormen van kapitaalaccumulatie.

Schiet de koning drie keer (achter elkaar) de vogel af, dan wordt hij tot keizer gekroond. Een erefunctie die hij in principe tot aan het einde van zijn dagen behoudt. Zilver wordt goud en in het jaar daarop wordt een nieuwe koning en keizer geinstalleerd.

Geweerdragers
Achter de officieren marcheren de geweerdragers of soldaten. In rotten van vier (oude exercitie), het geweer op de rechter schouder, vastgehouden door een gebogen arm met de hand aan de riem. In rotten van drie (nieuwe exercietie) met het geweer over de schouder, gestrekte arm, hand onder de kolf. In wezen loopt hier het kernkorps van de schutterij. Dit zijnde mannen (en in toenemende maten ook vrouwen) die als broeders met elkaar vorm en inhoud geven aan het schuttersgebeuren. Want ongeacht rang of stand, schutters zijn gelijk.

Volgens het `Normenboekje’ dat wil zeggende wedstrijdreglementen dat door de Stichting Steun Aan het Schutters- en Gildenwezen in de beide Limburgen (SAS) wordt uitgegeven, moet een vereniging16 gewapende leden tellen om officieel als schutterij te gelden. Gewapend is in feite elk lid dat achter het vaandel loopt, inclusief de tamboer-majoor, vaandrig en commandant.

Door de populariteit van de drumbands en officierschap, dreigt de samenstelling van de verenigingen wel eens scheef te groeien, te weinig geweerdragers. Vandaar dat de jury in de optocht niet alleen punten geeft voor de algemene indruk, waaronder de wijze van marcheren, correctheid van uniformen, netheid en onderhoud, maar ook voor het mooiste geheel.

Vaandel
Sinds mensenheugenis speelt het vaandel een belangrijke rol, zowel in de samenleving alsook binnen de legers. De Romeinen kende reeds hun `signum bello’ ofwel het strijdteken dat de aanvoerder symboliseerde. Hij vormde de vlag waaronder de soldaten zich schaarde. Zolang deze boven het krijgsgeweld wapperde, putte men moed en hoop. Viel het vaandel in de handen van de vijand, was alles verloren.

Nog steeds symboliseert het vaandel trouw aan en eerbied voor kerk en vaderland. Zonder een proper vaandel mag het gezelschap zich niet eens schutterij noemen. Op dat vaandel is nagenoeg zonder uitzondering de naam van het gezelschap, de (vermoedelijke) datum van oprichting en een afbeelding van de beschermheilige of schutterspatroon geborduurd.

Nog steeds is het een doodzonde wanneer de vaandel de grond raakt. Slechts de koning(in), paus en bisschoppen mogen bij bijzondere gelegenheden over het vaandel schrijden. De vaandrig bekleedt de laagste officiersrang. Bij sommige verenigingen zit hij tijdens de optocht hoog te paard en laveert, in het bijzonder tijdens het defile, in een zigzagbeweging over straat.

Uniformen en historie
Over het algemeen neigt de Limburgse schutter naar een militaire snit in uniformering. Dat heeft minder met vermeend militarisme te maken dan met traditionele accenten die de verenigingen in de beleving van hun verleden zetten. De eerste schutterijen werden aan heteind van de 13de eeuw in de steden van de Zuidelijke Nederlanden opgericht als verenigingen van de meest aanzienlijke uit de ambachtsgilden die zich wilde bekwamen in het schieten met de kruisboog. Naarmate de steden zich emancipeerde en bij de adel steeds meer rechten bedongen, groeide de eerwaarde van de communes. Zij gaven daardoor onder meer uiting door de schietverenigingen allerlei ceremoniële taken te laten uitvoeren. Als gelijkwaardige poorters vonden de ambachtslieden, dat tegenover deze extra plichten ook extra rechten diende te staan. Afspraken daarover werden in statuten vastgelegd. Vanaf dat moment verwerd de schietvereniging tot een officieel schuttersgilde.

Om een aantal redenen duurde het nog enkele eeuwen alvorens ook op het platteland schutterijen of broederschappen konden worden opgericht. De belangrijkste was, dat de boeren zich van de adelen niet mochten wapenen. Toen in de loop van de 16e eeuw het feodale stelsel mede door een algehele economische malaise scheuren vertoonde, werd de grip van de heren losser en was ook op het platteland de weg vrij om to schutterijen te komen.

Zowel ten aanzien van de stedelijke schuttersgilden alsook de landelijke schutterijen geldt de theorie dat deze zijn opgericht om “auter, heerd en troon’ (kerk, familie en vaderland) te beschermen. Inderdaad hebben schutterijen her en der wachtgelopen, gevangenen bewaakt en schouder aan schouder gevochten naast andere poorters en boeren. Ui de eeuwenoude bronnen blijkt echter dat het sociale element binnen de schutterij voor het ontstaan, en zeker voor het voortbestaan van de verenigingen, van veel groter belang is geweest. Dit element kwam tot uiting in de broederschap, waarbij onder meer het bijwonen van missen voor overleden schutters een bindend element vormde. Door de eeuwen heen hebben de schutterijen op het platteland weinig zorg (en geld) besteed aan uiterlijk vertoon. Een kiel, handschoenen, een hoed en een riem vormde naast het eigen geweer de belangrijkste schuttersattributen. In Limburg komt daarin aan het einde van de 19e, en meer nog aan het begin van de 20ste eeuw, verandering. Er worden steeds vaker moderne schuttersfeesten georganiseerd waar verenigingen elkaar troffen. Mede om zich te onderscheiden als een samenhangend geheel, uniformeerde de schutterijen de kleding van hun leden.

In de keuze van de outfit herkennen we de twee hoofdtakken die uit de centrale stam van het schutterswezen zijn ontsproten; de beschermers en de broeders. De verenigingen die hun uiterlijk enten op de beschermende taken, kiezen voor een militaire snit. De schutterijen die het accent op broederschap leggen, gaan gekleed in gilde kostuums. In Limburg is mede door invloeden vanuit het militaire Pruisen de eerste stroming dominant.

Het O.L.S.
Grootste cultuur-historisch evenement Limburg

Het Oud Limburgs Schuttersfeest, ‘den ouwe Limburger’ in de volksmond, is het grootste cultuurhistorisch evenement van de beide Limburgen. Het is een wedstrijd tussen meer dan 160 schutterijen. Elke schutterij is uitgedost in historische kostuums en dus is de optocht van de tienduizend schutters met hun trommel-, muziekkorpsen en vendelzwaaiers een grandioos kleurrijk spektakel. Tijdens de optocht worden de verenigingen door een vakjury gejureerd op 60 verschillende onderdelen.

De essentie van het OLS blijft de schietwedstrijd. Elke schutterij groepeert haar elite-schutters in een door en door getraind zestal. De opdracht van de schutters bestaat er in de houten bollekes, 1,5 cm doorsnee, van de 16 meter hoge palen te schieten. Er wordt geschoten met zware buksen met loden kogels. Per ronde dient elke schutter drie bollekes te schieten, dus 18 per ploeg. Wanneer in een ploeg een bolleke gemist wordt, is het zestal uitgeschakeld. Deze strijd is heroisch, zinderend, met ingehouden zenuwachtigheid, uitgeschreeuwde vreugde en uitgevloekt verdriet.

Er wordt ronde na ronde verder geschoten tot zestal na zestal afhaakt. Meestal is de invallende duisternis spelbreker en wordt het pleit pas beslecht op de volgende zaterdag. Uiteindelijk blijft de sterkste over en dit heldenzestal ontvangt dan de zo fel begeerde hoofdprijs, ‘den Um’. De winnende vereniging mag het volgende jaar het OLS organiseren.

Het ontstaan van het OLS
Vanaf 1850 treffen we al schuttersfeesten aan waar alle schutterijen uit een dekenaat of een deel van de provincie aan deelnamen.

In 1857 werd in Sittard voor de eerste keer een schuttersfeest met een inter-Limburgs karakter gehouden. Tweede helft van de negentiende eeuw werd de basis gelegd voor het schuttersfeest zoals we dat nu kennen. Drietallen van Nederlands- en Belgisch-Limburgse schutterijen namen toen deel aan een schuttersfeest dat de naam droeg van ‘Groot Internationaal Schuttersfeest’.

Van hieruit ontstond de traditie dat de winnaar de eer toegewezen kreeg om de volgende editie te mogen organiseren. Toen schutterij St. Aldegundis uit Buggenum in 1906 het feest mocht organiseren, was er voor het eerst sprake van het ‘Oud Limburgsch Schuttersfeest (OLS)’. De hoofdzaak van een OLS was en blijft natuurlijk de schietwedstrijd, maar aanvankelijk waren er geen richtlijnen voor het schieten. Iedere schutterij hanteerde haar eigen regels en zo kon bijvoorbeeld een onbeperkt aantal drietallen deelnemen per schutterij waarvan er steeds een schutter per drietal kon gewisseld worden. Zo had de grootste schutterij natuurlijk de grootste kans op de overwinning. Later werden de regels vooraf bekend gemaakt.

De grootste verbetering zien we als in 1927 een reglement ingevoerd wordt, dat bepaalt dat er enkel met zestallen mag deelgenomen worden aan het OLS, per schutterij slechts één zestal. In 1965 wordt bepaald dat een schutterij die het OLS wint en bijgevolg organiseert de volgende 5 jaar het OLS niet mag organiseren. Alleen tijdens de wereldoorlogen werd geen OLS georganiseerd. Kenmerkend is wel dat telkens na een oorlogsperiode het schutterswezen een sterke heropleving kende.

Vanaf 1990 is ‘den Um’ de tastbare trofee voor de winnaar en doet tevens dienst als wisselbeker. Voordien kon het winnend zestal enkel ‘we hebben um’ roepen, waarmee ze de overwinning op zich bedoelden. Die ‘Um’ was eigenlijk ontastbaar en dus werd er een trofee in het leven geroepen. Nieuw in de reglementering is dat pas vanaf de editie van 2002 vrouwen aan een OLS mogen deelnemen.

De Schuttersfeesten
Bij een schuttersfeest presenteren de deelnemende schutterijen zich in een optocht. In de optocht vooraf gaand aan de schietwedstrijd worden de koningsparen, marketensters, generaals ect. beoordeeld door een jury. Deze commissie leeft strikte regels na, waaraan men zich moet houden. Zo gaat men kijken en jureren: Gepoetste laarzen, de kleur van het uniform in combinatie met attributen, het houten tonnetje met jenever, brandewijn of Limburgse Els.

De koning is het middelpunt van de schutterij. Zijn uniform en de zilveren platen vormen, evenals de koningin ware blikvangers. Onder de optocht is op een bepaalde plaats het defile. Dit houdt in dat de genodigden op dit stuk tribune zitten en zullen zo alle schutterijen aan zich voorbij zien trekken. Op dit stuk meestal 50m lang moet het exercitie peleton in parade pas lopen, Het commando wordt door de commandant gegeven daarna moet hij zelf sabel en schede omlaag hebben en in paradepas lopen. Verder moet hij de voorzitter van de bond groeten en het exercitiepeleton moet het hoofd naar die kant hebben gericht.

Naast deze optocht vinden nog meer onderdelen plaats van het schuttersgebeuren zoals het exerceren, marswedstrijden en natuurlijk het schieten. Na de optocht heeft iedereen even rust behalve de schutterijen die uitgenodigd zijn om bij de opening aanwezig te zijn. Bij deze opening worden eerst de twee volksliederen gespeeld (Het limburgs volkslied en het Wilhelmus). En daarna een kort welkomswoord door een hoogwaardigheidsbekleder daarna een kort woordje door de voorzitter van de organiserende schutterij. Daarna zal de pastor van het dorp cq. stad voorgaan in gebed. Tot slot zal de voorzitter van de bond het schuttersfeest voor geopend verklaren.

Het schieten
Een van de belangrijkste onderdelen in het schuttersgebeuren is het schieten op de bolletjes. Daarvoor is een paal van 12 meter hoog geplaats waarop een rek gemonteerd wordt waar zich 5 latten op bevinden. Aan elke zijde van een lat bevinden zich van boven naar onder 18 bolletjes van 1.5 cm bij 1.5 cm op stokjes van 0.7 cm bij 0.7 cm. Een zestal schutters moet een rij van 18 bolletjes afschieten om een ronde verder te mogen gaan, wie zonder misser schiet is de winnaar.

Bij het schieten met de zware buks wordt deze op een opleg paal gelegd omdat de buks vrij zwaar is (+/- 15kg). Deze is ongeveer 8 of 10 meter met de paal van bolletjes verwijderd. Bij het OLS is het vastgesteld op 10 meter op bondsfeesten wil men wel eens naar 8 meter gaan vanwege het schootsveld dat dan kleiner wordt. Een schutterij heeft minimaal twee zestallen nodig om mee te mogen te schieten het A zestal en het B zestal, het A zestal is in de regel het beste team wat de schutterij heeft. Bij de eerste ronde gaat het om de punten, heeft A nu 18 punten dan mag A doorschieten en heeft B 15 punten dan mag B niet doorschieten.

(bron: Limburgs schutterstijdschrift, Juni 1998)